De fiets droeg de vrouw op de dijk
De vrouw droeg de last van haar dromen
Zij droomde van roem en van rijk
Daar hoog op de dijk met de bomen
De dijk met de fiets en de vrouw
Zag steeds minder water langs stromen
De vaargeul werd akelig nauw
Slechts platbodems konden er bomen
De vrouw liet de dijk en de fiets
Heeft enkel zichzelf meegenomen
Het leek een verdwijning in ’t niets
Waarover men jaren zou bomen