Daan de Ligt heeft weer een nieuwe bundel uitgebracht, Gedichten uit de bezemwagen,  en die gaan we hier op Het vrije vers niet bespreken, want het spreekt vanzelf dat iedereen met een beetje gevoel voor taal en poëzie die aanschaft.
Bij de bundelpresentatie  op 27 februari 2015, die drukbezocht werd – maar dat kwam natuurlijk door de ruime aanwezigheid van allerhande pers- en andere mediafiguren, ja zo kan ik het ook -  las Stanislaus Jaworski Daans gedicht "De muur" voor met een Afrikaanse vertaling.
Portretten van Daan de Ligt hebben we nu zo vaak in de media gezien de laatste tijd, dat we blij zijn een excuus te hebben eens iemand anders te tonen.




De muur

dan wordt het stil, je weet, nu komt het schot
de doodsangst valt te lezen in je ogen
een beul vertoont geen spoor van mededogen
te sterven als een strijder lijkt je lot

je voelt je als een schurk op het schavot
de hand beschermt een kruis, het hoofd gebogen
een droevig beeld van leed en onvermogen
wanhopig richt je nog het woord tot God

je leven komt als film voorbijgeraasd
van wieg tot graf in amper twee seconden
de man met zeis heeft jou al snel gevonden

daar sta je dan, verloren en verdwaasd
de vijand haalt nu uit om af te ronden
dan kijk je om en zucht … de bal ging naast

Die muur

dan word dit stil, jy weet, nou kom die skoot
die doodsangs val te lees in jou oë
'n beul toon geen spoor van deernis
te sterf as 'n vegter lyk jou lot

jy voel soos 'n skurk op die steier
die hand beskerm 'n kruis, die hoof gebuig
'n hartseer beeld van leed en onvermoë
desperaat rig jou nog die woord tot God

jou lewe kom as film voorbijgeraasd
van wieg tot graf in amper twee sekondes
die man met sens het nie gou gevind

daar staan jy dan, verlore en verdwaas
die vyand haalt nou uit om af te finaliseer
dan kyk jy om en sug ... die bal het langs

De bundel kan hier besteld worden: http://goo.gl/fH9G9T


Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Vanaf de bank

Ooit zat ik op een hobbelpaard en was ik indiaan
en werd mijn achterbuurt een bos zodra ik er doorheen sloop
Mijn hoofdtooi was een stuk papier, mijn boog was een banaan
En vriend noch vijand zag me gaan als ik van steen naar steen kroop

Dan maakte ik een brandweerwagen van mijn nieuwe fiets
en bluste met onzichtbaar water niet-bestaande branden
Ik vloog naar Pluto op een kleed, in alles zat wel iets
Het sufste ding wordt waardevol in creatieve handen

Toen kwam er plotseling een dag waarop ik niet meer speelde,
en trapte tegen dat wat eens mijn speelgoed was geweest
Een dag waarop ik me niet meer vermaakte, maar verveelde
Hoe meer mijn lichaam groeide, des te kleiner werd mijn geest

Nu hang ik op de bank en tel de vlekjes op de muren
en vraag me af wat er in al die jaren is gebeurd
Wanneer ik van een kind verwerd tot één van die figuren
die net als ieder ander bang binnen de lijntjes kleurt

Waar is de jongen die als kapitein de grootste zee
met slechts een mattenklopper en zijn bed bevaren kon?
Soms, als ik in de spiegel staar, dan vaar ik met hem mee,
dat joch dat niet bevreesd was
als de nieuwe dag begon..