Soms laait het vuur te hoog op bij zo’n strand

Ze sprongen met zijn tweeën uit de brand

Dat wild bewegen leidt tot ongelukken

(Zo viel de fles champagne op zijn krant)

 

                       ***

 

Dat polsgebaartje met die koude krak!

Hoe haatte ik zijn kookkunst en serveren!

Hij boog voorover, ik keek koel en strak

Mijn vork ging in zijn smakeloze prak

 

 

Anagrammen, slinkrijm, acrostichons, enzovoort; het woordspel wordt al eeuwen beoefend door dichters. Een procédé dat tot nu toe aan mijn aandacht was ontsnapt kwam ik tegen in een essay van Tim Love* over de geschiedenis van het woordspel in de poëzie: ‘slenderizing’; afvallen.

Het is me niet helemaal duidelijk of dit een Engelse vinding betreft, zijn voorbeelden (o.a. George Herbert’s slinkrijm dat jullie dinsdag al tegenkwamen) zijn allemaal Engels, maar hij noemt  even daarvoor de Franse Oulipo en die acht ik tot alles in staat, hoewel ik het daar niet terugvindt, maar de bedoeling wordt in elk geval helder in zijn voorbeeld:

 

He went gray, too

guilty to stray,

wanting to graze

on beauty without

needing to pray

 

 Als je uit dit gedicht de letter r verwijdert ontstaat een nieuw gedicht met een andere betekenis.

Dit opent mogelijkheden, maar voor de ware plezierdichter is dit wel een lelijke vorm.

Het lijkt wel poëzie met die enjambementen, metrumloosheid en rare zinsbouw.

 

In mijn voorbeelden heb ik me gehouden aan de meer  fatsoenlijke dichtvoorschriften en de regel in zoverre aangepast, dat een letter alleen dient te verdwijnen uit het rijmwoord.

Als extra uitdaging besloot ik ook de r te nemen, maar het mag natuurlijk elke letter zijn.

Hier lijkt een aardige nieuwe vorm in te zitten. Ik zou zeggen dat het wel een metrum moet bevatten, maar welke is vrij, evenals de lengte en bouw van de strofen.

Ik had hier eerder op moeten stuiten, want dit was een uitgelezen zomer om je hiermee bezig te houden; de ware puzzelaar kan hier nog veel plezier aan beleven.

Log in

Gebruikersnaam en wachtwoord:

Zoeken

Forum Recent

Uit het archief

Archeologenvondst



De daverende klap en de diverse nageluiden in mijn kamer werden veroorzaakt door een vallend fotoportret van mijzelf, in de val breekbare bibelots meesleurend, wat noopte tot (reeds lang noodzakelijke) opruimwerkzaamheden, waarbij mijn gevloek onderbroken werd doordat mijn oog viel op een hoekje vergeeld papier dat onder het bureau uitpiepte en dat ik voorzichtig en met enige moeite (waarbij toch enige scheuren ontstonden door de hardnekkige vasthoudendheid van het meubel, ooit aangeschaft voor een billijke prijs in een kringloopwinkel) er onder uit wist te trekken en dat tot mijn blijde verrassing een reeds jaren verloren gewaande pagina van de Volkskrant van zaterdag 29 december 2001 bleek te zijn, die de uitslag bevatte van de poëziewedstrijd, uitgeschreven naar aanleiding van het einde van de snip en de introductie van de euro en niet alleen dat: afgezien van het winnende gedicht van de winnares Ingrid Wolff werden op deze pagina achttien van de beste verzen gepubliceerd, waarbij twee namen opvielen omdat we ze kennen van Het vrije vers, te weten ikzelf en Frits Criens, dus die wil ik jullie niet onthouden en bij deze krijgen ze alsnog de landelijke bekendheid die ze toen al verdienden.
Dit was nou een volzin.