De tuinman schrikt zich dood
Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik
En met een poepvlek achter op zijn broek
Mijn woning in: ‘Heer, Heer, één ogenblik!
Aanhoor mijn uiterst dringende verzoek!
Ginds in de rooshof, snoeide ik loot na loot
Na ’t knippen van de toppen van de wiet
Toen keek ik achter mij. Daar stond ‘de Dood’
Nou u begrijpt, ik schrok me echt een biet!
Ik schrok en haastte mij naar de andere kant,
Daar waar de wiet normaal wordt dichtgeseald
Maar zag nog juist de dreiging van zijn hand
Die hij gehandschoend opgeheven hield
Meester, uw paard en laat mij spoorslags gaan
- De trein rijdt weer eens niet – en ik vertrek
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!
Er zijn vast weer problemen met de crack!’
Vanmiddag (lang reeds was hij heen gespoed)
Na ’t roken van een welverdiende stick
Heb ik in ’t Cederpark ‘de Dood’ ontmoet
(Een bijnaam, door die starre kille blik)
‘Waarom’, zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt
En steekt zijn zakmes in een baaltje coke
‘Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht bedreigd?’
Hij snuift, niet in het minste van de kook
Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ‘t
Maar een gebaar, een ietwat onbeheerd
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast
Want zag mijn hele handel knap versjteerd
Toen ik ’s morgens vroeg hier stil nog aan het werk zag staan
Die nog geen gram der drugs had ingepakt
Die ‘k ’s avonds halen moest in Ispahaan
Dus ik verbreek hierbij het koopcontract’
Bij een reis rond de wereld moet je weer uitkomen bij het begin bedacht ik te laat.
Dit is dus deel 3. Deel 3? Jawel, want het is een vervolg op de uncoupled couplets en je kunt bij 80 vormen moeilijk met nummer 81 aankomen. Dat er twee delen drie zijn is dus volkomen logisch. En dan ook maar deel 30, waar strikt genomen nog een gaatje zit vanwege die Keltische vormen.
Die uncoupled couplets vonden ze in de US of A heel wat, al lijkt het me niet de moeite waard er een Nederlandse naam aan te geven, ben ik met Frans Woortmeijer eens; het is meer een gimmick dan een vorm. Ook Drs. P, die er toch driftig mee bezig is geweest, heeft het onbenoemd gelaten.
Maar er zijn inmiddels variaties op ontstaan, waarvan een de moeite waard is.
Interlinieverzen kun je die noemen, tussenderegelverzen.
Er is de Hyppalago, waarbij tusen de regels van een bestaand vers zinnen geplaatst worden, bestaand uit woorden uit die zin. Het moeten twee aparte gedichten zijn die zo een derde opleveren:
On a gross day, in a green month
On a green month, in a gross day
Etc.
Dit meestal met moderne poëzie en met de brille van de Paradelle, dus laat maar.
Dan is er de Spaanse Pregunta: een dichter schrijft een zin met een vraag en een andere dichter antwoord in de volgende regel en dit om en om. De Dubbele Pregunta is leuker en lijkt op de uncoupled couplets: een dichter schrijft een serieus vers, bestaande uit vragen en tussen de regels antwoord een andere, eveneens met, maar dan humoristisch bedoelde,vragen:
What is it a woman lacks?
What is it that she attacks?
What is it a woman loves?
When is it she wears no gloves?
What is it for which she begs?
What is it that has no legs?
(…)
Why does she not have her say?
She must heed her DNA
Maar echt een aantrekkelijke uitdaging is het niet, dus bedacht ik de Dubbelganger, waarbij een bestaand gedicht tussen de regels aangevuld wordt met regels die het tot een totaal nieuw verhaal maken. Het voorbeeld lijkt me voorbeeldig genoeg. Het rijmschema en metrum zijn afhankelijk van het voorbeeld. Gaat uw gang.