
Wikimedia.Commons
Zijn rijk getatoeëerde Keltenbast
riep afkeer op, maar daaraan had hij lak.
Het bracht hem eindeloos meer lust dan last,
omdat zijn lichaam gretig werd betast
door lichtekooi en snol en slettenbak.
De gouden koets ontbreekt op Prinsjesdag
Hij zakte van ellende door zijn veren
Zo’n zeven jaar duurt nog het restaureren
En op de troon wacht nieuwe tegenslag
Je declameert een stuk dat weer niet bekt
En waar de inhoud al van is gelekt.